De oorspeekselklier ligt onder een spier, maar tussen de onderrand van de onderkaak en de bovenste halswervels. Een oorspeekselklier die afgeklemd wordt, kan voor een paard zeer pijnlijk zijn. Pijn in dat gebied betekent, dat het paard niet zal nageven. Een van de eerste oefeningen die je leert met rijden is stelling vragen. Het paard dat dit niet gewend is, kan zijn oorspeekselklier daarbij inklemmen en zal dan geen stelling geven. Wat de oefening met stelling dus bewerkstelligt is dat je met heel weinig stelling vragen het paard laat wennen en vertrouwen laat krijgen dat stelling geven geen pijn doet. Op het moment dat het paard stelling geeft, belonen en daarna weer voorzichtig stelling vragen. Op een gegeven moment masseert het paard zelf de oorspeekselklier als hij stelling geeft. Het paard heeft dan ook geen pijnreactie en zou kunnen nageven. Het paard laat los, wordt soepeler en zal sneller in de rest van het lijf loslaten. Daarom is stelling vragen een belangrijke oefening. Niet vanuit het rijden geredeneerd, maar vanuit de fysiologische en psycholoigische reactie van het paard op stelling vragen. Pas als het paard stelling geeft, kan het paard nageven. Voordat je stelling vraagt, moet het paard de hals willen strekken. Als deze zaken in de goede volgorde lukken, kun je kijken of je het paard de onderkaak los kan laten maken, door het bit af te laten kauwen. De teugels worden dan uit de hand gekauwd. Als dat voor elkaar is kan een paard nageven. Niet eerder.
De afstand van de randen van de onderkaak tot aan de harde structuur van de halswervelkolom wordt meestal op 2 vingers breedte aangenomen. Dat is al een vage maat, maar reken op 2,5 cm of meer, als je van plan bent om met een paard dressuur te rijden. Je hebt dan minder kans dat je problemen met stelling geven krijgt en het afkauwen van het bit. Er zijn paarden met weinig ruimte voor de oorspeekselklier, die het bij dressuur ook goed doen. Als de klieren echt naar buiten geperst worden, dan ben je verkeerd bezig. Verwar niet het naar buiten drukken van een spier die daar loopt, het gaat om het over de rand van de onderkaak komen van de oorspeekselklier die het probleem veroorzaakt.
De meeste problemen van nageven door het paard worden door de ruiter veroorzaakt. Een paard dat niet los, niet soepel en niet ontspannen gaat, zal niet in balans gaan. Het paard zal niet kunnen nageven. Ook de hand van de ruiter en de zit spelen een grote rol. Dus een goede zit, een paard dat voorwaarts en aan het been is en dat onmiddelijk de hals wil strekken en het hoofd wil laten zakken zijn de uitgangsvoorwaarden.
Knarsen op het bit of kiezen is spanning, knabbelen is ontspannen. Of het echt ontspannen is, merk je aan nog meer signalen die het paard afgeeft. Er zijn meer topics op bokt over geweest.