Idee voor een Wiki artikel? Lees in dit artikel hoe je kunt helpen!

Hoef

Uit Bokt
Onderzijde van de hoef

De hoef is de voet van het paardenbeen, overdekt met een dikke laag hoorn. Paarden behoren tot de onevenhoevigen, dit houdt in dat de hoef van een paard bestaat uit maar één teen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld koeien en schapen, die twee 'verhoornde' tenen (hoeven) hebben en tot de evenhoevigen behoren.

Onderhoud van de hoef

De wilde paarden die vroeger in kuddes over uitgestrekte vlaktes zwierven, zorgden zelf voor de natuurlijke slijtage van hun hoeven. Nu paarden per dag een stuk minder kilometers afleggen en soms over ander terrein (asfalt) is menselijk ingrijpen in het onderhoud van de hoeven van paarden vaak noodzakelijk. Een hoefsmid is opgeleid om paarden te bekappen en eventueel te beslaan. Wel moet gezegd worden dat hoefsmid in Nederland geen beschermd beroep (meer) is en in principe iedereen zich hoefsmid mag noemen.

Om de hoef tegen slijtage te beschermen kan de paardeneigenaar kiezen uit een steeds groter arsenaal van hoefbeslag. Naast de traditionele hoefijzers is bijvoorbeeld ook kunststofbeslag beschikbaar. Ook kan gekozen worden voor hoefschoenen al dan niet in combinatie met natuurlijk bekappen. Beslag kan ook gebruikt worden om een afwijkende hoefstand te corrigeren als de stand van de voetas bijvoorbeeld niet correct is of om andere medische redenen.

Het inwendige gedeelte van de hoef

Zijkanthoef2.jpg


Zoals te zien op bovenstaande tekening bevinden zich diverse delen in de hoef die van buitenaf niet te zien zijn. In de hoef bevinden zich:

  • het hoefbeen met de hoefkraakbeenderen
  • het straalbeen
  • het hoefgewricht
  • de hoefbeenbuigpees
  • de slijmbeurs van de hoefkatrol
  • de bloedvaten
  • de zenuwen.


Het hoefbeen

Het hoefbeen heeft dezelfde vorm als de buitenwand van de hoefschoen en is aan de voorkant hoger dan aan de achterkant. De uitlopers van het hoefbeen aan de achterzijde worden de hoefbeentakken genoemd. Aan de bovenzijde van de voorkant bevindt zich het kroonuitsteeksel, hieraan hecht de strekpees zich vast.

Het hoefbeen heeft een poreus en ruw oppervlak aan de voorkant maar de bovenkant is glad en holrond. Deze bovenkant wordt de gewrichtvlakte genoemd en hier bevindt zich het gewricht tussen hoefbeen en kroonbeen. De bolle kant van het kroonbeen past precies in de holte van het hoefbeen.

Aan de achterkant van de gewrichtsvlakte bevindt zich een klein vlakje stukje, hier vormt het straalbeen de hoefkatrol met het hoefbeen.

De onderkant van het hoefbeen wordt de bodemvlakte genoemd en is hol en halvemaanvormig. Aan de achterzijde van deze vlakte hecht de hoefbeenbuigpees vast.

In het binnenste van het hoefbeen bevindt zich een kanaal waardoor de teenslagader de hoef bereikt. Vanuit deze slagader lopen kleine bloedvaatjes via de poreuze wand van het hoefbeen naar andere delen van de ondervoet.

Aan de achterkant van het hoefbeen lopen de hoefbeentakken die aan weerszijden van de voet uitlopen op het hoefkraakbeen. De hoefkraakbeenderen zijn ruitvormige, gebogen kraakbeenplaten met een dunne bovenkant en dikkere onderkant. De kraakbeenderen zijn verbonden aan het hoefbeen maar ook via bindweefsel met het kroonbeen. In beginsel is het hoefkraakbeen elastisch en ook de verbinding met het kroonbeen is beweeglijk. De functie van de hoefkraakbeenderen is de beweeglijkheid van de voet te bevorderen. Door de elasticiteit van de verbinding met hoef- en kroonbeen kunnen de hoefkraakbeenderen zich zijdelings naar binnen en naar buiten bewegen. Dit is het hoefmechanisme. Wanneer door erfelijke en/of externe omstandigheden de kraakbeenderen verbenen, verliezen zij hun elasticiteit en vermindert het hoefmechanisme.

Het straalbeen

Het straalbeentje is plat en spoelvormig en is gelegen aan de achter/onderkant van de verbinding tussen hoefbeen en kroonbeen. Samen vormen deze 3 botten het hoefgewricht. Aan de achterkant van het straalbeentje ligt de peesvlakte. Hierover loopt de diepe buigpees en om het glijden van de diepbuigpees te bevorderen, is de peesvlakte bedekt met een laagje kraakbeen. Om de diepe buigpees nog meer te beschermen, loopt de pees ter hoogte van het straalbeen door een slijmbeurs. Deze slijmbeurs ligt tussen het straalbeen en de diepe buigpees om een nog vloeiender glijden van de pees over het straalbeen te bevorderen. De diepe buigpees loopt over het straalpees als een touw over een katrol vandaar de naam hoefkatrol. Het straalbeen is verbonden met het hoefbeen, kroonbeen en hoefkraakbeenderen door middel van bindweefselbanden. Samen met deze banden vangt het straalbeen de grote krachten op die tijdens beweging op het gewricht inwerken en zorgen ervoor dat het gewricht in de juiste positie blijft.

De bloedvaten

Anders dan in de rest van het lichaam waar bloedvaten tussen botten, spieren en andere weefsels lopen, loopt het laatste deel van de teenslagader door het hoefbeen. De teenslagader loopt door het kanaal in het hoefbeen en vertakt in kleinere slagaders die via de poreuze wand van het hoefbeen de andere delen van de ondervoet bereiken. Deze vertakkingen vormen een uitvoerig haarvatennetwerk dat zorgt voor de bloedtoevoer van de omliggende weefsels. Op hun beurt verenigen de haarvaten zich weer tot grotere bloedvaten, de aders, die de afvalstoffen en zuurstofarme bloed weer uit de ondervoet afvoeren. Deze aders komen uiteindelijk uit in de grote teenaders die het bloed weer richting het hart vervoeren.

In de bloedvaten zitten kleppen die de aders helpen bij het terugsturen van het bloed richting het hart, de klep voorkomt dat bloed terugstroomt na elke hartslag. Bij een paard bevinden zich er geen kleppen in de bloedvaten van de benen. Dit zorgt ervoor dat de bloedvaten alleen weinig bloed en afvalstoffen kunnen afvoeren. Als toevoeging hierop werkt het hoefmechanisme mee in de afvoer van het zuurstofarme bloed. Door het krimpen en uitzetten van de hoef werkt het hoefmechanisme als een soort zuig-perssyteem waardoor er afwisselend bloed in en uit de hoef gezogen wordt. Duidelijk is dat veel beweging het hoefmechanisme verbetert en daardoor ook de afvoer van zuurstofarm bloed en afvalstoffen. Door koeling zetten de bloedvaten zich uit en kunnen er nog meer bloed en afvalstoffen afgevoerd worden.

De zenuwen

In de hoef bevinden zich de uitlopers van de teenzenuwen. Deze eindvertakkingen eindigen op ontelbare eindplaatjes, microscopisch kleine orgaantjes voor de tastzin en pijngevoel. Deze grote hoeveelheid eindplaatjes maakt de hoef erg gevoelig.


Het uitwendige gedeelte van de hoef

Hoefonderkant2.jpg


Aan de buitenkant bestaat de hoef uit hoorn en onderscheiden we de volgende onderdelen:

  • hoefschoen of hoefwand
  • zool
  • straal
  • verzenen
  • steunsels
  • witte lijn
  • hoefballen


Het hele lichaam van het paard is bedekt met huid, deze huid bestaat uit de opperhuid en de lederhuid. De opperhuid is de buitenste laag, is bedekt met de vacht en dient ter bescherming van het onderliggende weefsel. De lederhuid is de onderliggende laag en deze zorgt onder andere voor de aangroei van nieuwe cellen.

Ook in de hoef is er sprake van de beide soorten huid, de lederhuid aan de binnenkant en de hoornschoen aan de buitenkant.

De lederhuid

Zodra de lederhuid de overgang van behaarde opperhuid naar hoef bereikt, spreken we van hoeflederhuid. De hoeflederhuid bestaat uit:

  • zoomlederhuid
  • kroonlederhuid
  • wandlederhuid
  • zoollederhuid
  • straallederhuid
  • steunsellederhuid
  • ballederhuid

Onder de lederhuid bevinden zich enkele kussens, bestaande uit onderhuids bindweefsel met een stevige structuur en veel vetweefsel. Kraakbeeneilandjes zorgen voor meer flexibiliteit. Het straalkussen is erg veerkrachtig en dient als schokbreker in het hoefmechanisme. Ook het balkussen heeft een schokdempende werking.

Vanuit een kiemlaag op verschillende plekken op de lederhuid wordt hoorn gevormd. Zo wordt de hoornzool gevormd op de zoollederhuid en de hoornige straal gevormd op de straallederhuid. Een uitzondering hierop is de aanmaak van de hoefwand, deze wordt gevormd door de kroonlederhuid.

De hoornschoen

De opperhuid heeft in de hoef een verandering ondergaan, hij is namelijk verhoornd. De hoornwand wordt geproduceerd door de kroonlederhuid op de overgang van opperhuid naar hoef. De hoornwand wordt van boven naar beneden gevormd. De hoornschoen bestaat uit:

  • de hoornzoom
  • de hoornwand
  • de hoornzool
  • de hoornige straal
  • de hoornige steunsels
  • de hoornige ballen
  • de witte lijn

Hoorn wordt gevormd op de lederhuid door papillen die met miljoenen dicht op elkaar staan. Hoorn kan gepigmenteerd en ongepigmenteerd zijn. Wanneer de hoorn gepigmenteerd is, zal het verloop altijd van boven naar beneden zijn, in de groeirichting.

Verbinding tussen hoefwand en wandlederhuid

De hoornschoen groeit vanuit de kroonlederhuid. Duizenden hoornpapillen maken ter plaatse elk een hoornpijpje aan die van boven naar beneden groeit. De hoornpijpjes zitten weer aan elkaar verbonden door zogenaamd tussenhoorn. Het tussenhoorn is heel belangrijk. Dit is de substantie die de ‘onderdelen’ van het hoorn bijeenhoudt. Als er een verstoring in het hoorn is (uit verhouding), kan er een defect ontstaan.

Binnen de ondervoet vormen de hoornschoen en de hoeflederhuid met alle onderliggende weefsels 2 aparte delen die met elkaar verbonden moeten worden. Deze verbinding wordt gevormd door verticale plaatjes. Aan de binnenkant van de hoornschoen worden tijdens het aanmaken hoornplaatjes gevormd en aan de buitenkant van de wandlederhuid worden wandlederhuidplaatjes gevormd. Deze twee soorten plaatjes grijpen als een soort klittenband constructie in elkaar zodat beide delen goed aan elkaar vast zitten, maar toch ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. Tijdens de aanmaak van het hoorn vanuit de kroonlederhuid schuift de hoornwand van boven naar beneden over de onderliggende wandlederhuid en de plaatjes van de hoornwand schuiven tussen de plaatjes van de wandlederhuid. De wandlederhuid produceert een vrij zacht hoorn dat als vulstof tussen de plaatsjes de verbinding tussen hoornschoen en lederhuid vormt.

De verbinding tussen hoornzool en zoollederhuid komt op dezelfde manier tot stand. Wanneer nu de draagrand van de hoefwand en de hoefzool elkaar raken, wordt er zacht hoorn door de wandlederhuid geproduceerd dat de verbinding vormt tussen hoornwand en hoornzool. Dit hoorn wordt 'zenig hoorn'genoemd en deze verbinding is aan de buitenkant te zien als de witte lijn. De naam witte lijn wijst niet op de kleur van de lijn omdat deze meestal donkergekleurd is door vuil maar omdat dit hoorn ongepigmenteerd is. De witte lijn groeit vanuit een wrong. Een wrong is niet zichtbaar, maar bevindt zich op ongeveer de helft van de hoef.

Ziektes en afwijkingen aan de hoef

Hoewel ongewenst, kunnen er afwijkende hoefvormen voorkomen:

bokhoef klemhoef ondergeschoven verzenen volhoef
brokkelhoef knolhoef platte hoef wijde hoef
hoefringen nauwe hoef scheve hoef


Ook zijn er een groot aantal ziektes en aandoeningen die te maken hebben met de hoeven van een paard.

Hoefbevangenheid Holle wand Ontschoening White line disease
Hoefkanker Hoornscheur Rap Zoolkneuzing
Hoefkatrolontsteking Hoornzuil Rotstraal
Hoefzweer Nageltred Verbeend hoefkraakbeen

Bronnen, referenties en/of voetnoten

  • Paardebenen - Evert Offereins
  • Hoefverzorging en hoefbeslag - W.A. Hermans